woensdag 13 oktober 2021

AANHANGSEL II. Toespraak van Herbert Witzenmann over de boekenkwestie aan de Algemene Ledenvergadering 1968 in Dornach


Noot vooraf van de vertaler: Deze toespraak is een aanvulling op het vorige  artikel “Waarom ik het besluit van 14 januari 1968 niet toestem”. Bij dit besluit ging het om het meerderheidsbesluit van het bestuur aan het Goetheanum om de edities van het esoterische werk van Rudolf Steiner van de Rudolf Steiner Nalatenschapsvereniging voortaan in het Goetheanum ter verkoop aan te bieden. Herbert Witzenmann kon daarmee niet akkoord gaan, zoals in Aanhangsel I is weergegeven, omdat deze edities niet voldeden aan het uitgeefbeleid dat in de centrale, zog. morele beschermingsparagraaf 8 van de 15 oprichtingsstatuten van de Antroposofische Vereniging was vastgelegd, namelijk dat deze edities als manuscripten bestemd waren voor de leden van het Goetheanum, Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen, het onderzoeks- en onderwijscentrum van de Vereniging, waarmee Rudolf Steiner tijdens de Kerstbijeenkomst 1923 naar buiten trad (zij was namelijk al eerder als een esoterische school actief geweest, echter niet in het openbaar), maar wier spirituele existentie na zijn dood in 1925 de Nalatenschapsvereniging niet erkende en tot op de dag van vandaag in haar huidige vorm als stichting niet erkent.

            De toespraak werd voor het eerst gepubliceerd in het Goetheanum Ledenblad (Nachrichtenblatt) van 19 mei 1968 en als aanhangsel 7 op blz. 236 van deel I van de trilogie van Reto Andrea Savoldelli over de activiteit van Herbert Witzenmann aan het Goetheanum. 

* * *

Waarde, beste vrienden

Ik kan slechts kort bij enkele motieven van deze dag aansluiten. Over het wezen en de betekenis van een algemene ledenvergadering werd er vaak gesproken. Een algemene ledenvergadering is een orgaan van bewustzijnsvorming en als zodanig hoort die ook in de oprichtingsstatuten  die Rudolf Steiner ons gegeven heeft. Het is een orgaan van bewustzijnsvorming, maar tot in zekere mate ook van wilsvorming, want Rudolf Steiner heeft aan de algemene ledenvergadering ook het recht en daarmee de opgave toegekend om door toestemming en daarmee ook door een veto een positie in te nemen ten opzichte van de initiatieven van het bestuur en onder omstandigheden in de wilsvorming nog verder te gaan.  Maar het is evenzo duidelijk  dat bij een zodanige wilsvorming alles vermeden dient te worden wat in de richting van de ontwikkeling van macht en dwang gaat. En het is ja ook door de wijze waarop de vertegenwoordigers van verzoeken en voorstellen vandaag hun overtuiging in de schaal gelegd hebben, geloof ik, indrukwekkend tot uitdrukking hebben gebracht,  dat dit in het bewustzijn van de vrienden leeft.  En daarmee komen we nu middenin onze problemen.

            Deze wilsvorming dient een uit inzicht verkregen eendrachtig bewustzijn te zijn. Het motief van het eendrachtig bewustzijn doordringt ja de hele breedte van de Kerstbijeenkomst , niet als een vastgelegd voorschrift en eis maar als een doel ten bate van kennis- en gemeenschapsvorming dat ons in al datgene wat we doen en waarnaar we streven voor ogen staan moet.   Uiteraard is deze eenvormigheid van het bewustzijn ja niet zoiets buitengewoons dat men het niet in de buitenwereld zou vinden.  Zo werden bv. in de Duitse Bank alle besluiten eenstemmig gevat, tenminste zolang Herr Abs voorzitter van de Raad van Toezicht was.

            Maar we kunnen het niet verhelen dat een dergelijke eendracht onder ons momenteel niet mogelijk is en ons derhalve niets anders overblijft dat de verschillen in overweging nemen.  Er bestaan, zoals ons de hele dag al voorgespiegeld werd, twee ingrijpende, van elkaar verschillende overtuigingen. Eer we deze nu nog eenmaal voor de geest halen, mag ik u nog kort aan de u allen bekende samenhang der dingen herinneren die we desondanks in ons bewustzijn moeten opnemen. Aan de Kerstbijeenkomst voorafgegaan is, zoals u allen weet, die periode van moeilijkheden in de Antroposofische Vereniging die dan hun uitdrukking vonden in de brand van het Eerste Goetheanum. Rudolf Steiner sprak er toen over dat dit niet zou hebben gebeurd als de leden waakzamer waren geweest, niet alleen waakzamer in de zin van het bewaken van dit gebouw, maar ook waakzamer in de zin van het waken over de heilige goederen in hun bewustzijn.  En toen kwam de periode waarin de leden gewaar werden dat ze Rudolf Steiner niet begrijpen en Rudolf Steiner ook steeds weer tot uitdrukking bracht dat hij niet begrepen werd.  Dit onbegrip is ja  een van de meest tragische feiten in de geschiedenis van onze Vereniging.  En eindelijk na deze lang uitgehouden spanning van het onbegrip opent Rudolf Steiner zijn mond en spreekt van het wakker worden aan de andere mens, van die vaardigheid om in het eigen, door zelfkennis gelouterde bewustzijn het bewustzijn van de andere mens aanwezend te laten worden en daardoor een spirituele, een etherische kelk te vormen waarin een overtreffend bewustzijn aanwezend  kan worden. Dat is eigenlijk het antwoord dat Rudolf Steiner op de moeilijkheden van de Verenging geeft. Hij wees op een bewustzijn dat in zich zo geconfigureerd is (men kan dat alleen in de grootste behoedzaamheid uitspreken), als het wezen van de mensheidsrepresentant (zie beeld). Dit wezen is  immers zodanig opgebouwd dat twee persoonlijkheden offerend hun wezen tegen elkaar uitwisselen en daardoor de bewustzijnsmogelijkheid geven voor een overtreffende bewustzijnstegenwoordigheid.  Dat is de oplossing van de moeilijkheden die Rudolf Steiner in de Vereniging plaatst, en waaruit dan de Kerstbijeenkomst en de nieuwbouw van de Antroposofische Vereniging ontstaat: de vorming van een nieuwe mysterieplaats die in zich de wezenlijke realiteit van de geestelijke wereld bergt en daardoor op een nieuwe wijze voor de openbaarheid en in de openbaarheid treden kan, van binnenuit doordrongen van nieuw spiritueel leven  en beschermd van de openbaarheid en ook de openbaarheid beschermend in de symbolen die zij uit innerlijke krachten voor de openbaarheid plaatst.

            Welnu, dit alleen om heel kort de bewustzijnssituatie te omschrijven.  Maar vandaag , waar staan wij vandaag? Vandaag staan wij voor de tegenstelling van twee scherp geprofileerde opvattingen. Deze opvattingen houden zich bezig met de zogenaamde boekenkwestie. En voor deze beide opvattingen is het nu juist karakteristiek dat de ene opvatting meer van de fysieke existentie  van de boeken uitgaat en hun beschikbaarheid, en de andere meer haar uitgangspunt neemt van de kwestie van de Hogeschool, van de wijze waarop ze de Hogeschool in bewustzijn draagt. Vanzelfsprekend hebben beide opvattingen beide gezichtspunten, maar ze gaan vooral van deze verschillende opvattingscentrums uit. En elke vertegenwoordiger van deze opvattingen heeft tot een zekere mate moeilijkheden om de ander volledig te begrijpen.

            Proberen we nu maar eens, in een oefening van het ontwaken aan de andere mens, om beide opvattingen in ons bewustzijn op te nemen. De ene opvatting zegt dus: het werk dient in zijn fysieke existentie in het Goetheanum binnen te komen, het dient beschikbaar te zijn, men dient ermee te kunnen werken.  En met dit naarbinnen nemen gelooft men dat ook oude conflicten min of meer opgelost zouden zijn. Een zeer verstandige opvatting.  De andere opvatting (ik vereenvoudig nu natuurlijk, maar u ziet dat mee in het grote beeld, dat ik slechts tekenen kan, wat aan fijnere uitvoering ertoe behoort) – bij de ander opvatting gaat het in eerste instantie niet om menselijke conflicten die zich in het totaalprobleem  natuurlijk ineenvlechten op een geweldig tragische wijze, die echter op geen enkele wijze de zicht op de kern van het probleem kunnen openen. Het gaat niet om conflicten tussen mensen in eerste instantie, het gaat niet om de vraag hoe maakt men het werk in zijn fysieke eistentie beschikbaar voor deze andere opvatting, maar deze andere opvatting vraagt: Hoe betrekt men het werk van Rudolf Steiner ook in zijn fysieke existentie bij de grote basisopgave om het eeuwige in het vergankelijke op die manier zichtbaar te maken dat het met de oprichtingsdaad van de Kerstbijeenkomst overeenkomt, dat het met het feit overeenkomt dat Rudolf Steiner een nieuwe mysterieplaats als de meest stralende, geweldigste bijdrage aan de wereldsituatie heeft opgericht?

            Welnu, de vertegenwoordigers van de opvatting dat het werk erin moet, het beschikbaar moet zijn, die kunnen niet begrijpen dat men zo’n toch praktische en levensvatbare opvatting niet makkelijk toestemmen kan, terwijl vertegenwoordigers van de andere opvatting het niet begrijpen kunnen dat men jaar na jaar strijdt om een opgave die toch niet volledig valt op te lossen. Want zolang de eigenaren van de Nalatenschapsvereniging niet akkoord gaan, kan het werk immers niet in de form in het Goetheanum aanwezig zijn die met de intenties van Rudolf Steiner en de grondslagen van onze Vereniging overeenkomt. Deze opgave is immers zonder de Nalatenschapsvereniging niet op te lossen.  En derhalve had men zich maar toch (in de zin van die andere opvatting)  er bij neer moeten leggen dat die natuurlijk voorlopige oplossing zeer snel mogelijk is, indien men zich namelijk bij de geniaal eenvoudige oplossing zou aansluiten die vandaag geapostrofeerd  werd dat het aan het individueel gewetensbesluit  overgelaten blijft om een relatie met dit werk aan te gaan en wat betreft de Hogeschool in te zien dat de zogenaamde boekenkwestie momenteel niet oplosbaar is in de zin van onze leraar en de grondslagen van de Vereniging. Neemt u het alstublieft aan dat het voor de vertegenwoordigers van deze opvatting buitengewoon moeilijk te begrijpen is hoe het mogelijk was voor zo’n tragische maar zo’n eenvoudige zaak jaren van innerlijke scheuring op te brengen.

            Nu kan men echter verder vragen: als deze tegenstellingen bestaan, kan men het er niet eenvoudig bij laten om van deze tegensteling te weten, kan men ze beter niet opzij leggen tegenover de grotere opgaven die voor ons staan? Hebben wij niets belangrijkers te doen, vereist de wereldsituatie niet iets anders van ons? Ja, vragen wij ons toch een ogenblik, beste vrienden, wanneer we hier bijeen zijn, wat de wereldsituatie van ons vereist? Ik kan u natuurlijk  geen ook maar enigszins bevredigend antwoord geven, maar u toch op een paar dingen wijzen die natuurlijk u allen in bewustzijn hebben die echter toch, wanneer u het nu met mij denkt, de wereldsituatie toch onder ons tegenwoordig kan maken.  Het karakteristieke van de wereldsituatie is van dien aard dat er een machtsimpuls door de wereld gaat en dat het ontwikkelen van macht op alle gebieden steeds sterker wordt in de uiterlijke wereld en dat daartegen de onmacht en ellende in de zielen in dezelfde mate groeit. In de uiterlijke wereld steeds meer machtsontwikkeling, machtsontwikkeling in het fysieke, nieuwe stoffen,  nieuwe energieën door atoomsplitsing, de nieuwe mogelijkheden door de computer, de ruimtevaart, machtsontwikkeling in het biologische, ongekende mogelijkheden om de levensprocessen te beïnvloeden, ongekende mogelijkheden in de heilkunst, zogenaamde genezing door harttransplantaties,  een proces waarbij de mensheid de greep naar haar harten heeft bespeurd, nieuwe mogelijkheden in het zielsmatige door de methoden van meningsbeïnvloeding. Ik hoef niet door te gaan. En wat gaat bij deze toename van machtsontwikkeling in het bewustzijn van de mensen gepaard? Een geheim schuldgevoel bij de machtsdragers. En tegenover de machtsdragers de onmacht en in de zielen naast de onmacht de verontwaardiging in haar emotionele erupties, het marterdom waarom heen de wervel van emoties ballen. En zo aan de ene kant de machtsimpuls, waarachter zich de schuld voortsleept, de schuld wier gevolgen de overvloed is, de overvloed die tot een wereldeconomisch probleem wordt, zoals het de Amerikaanse socioloog Riesman heeft beschreven.  Want onze huidige wereldeconomie is een afzeteconomie en wanneer de overvloed de afzetshonger, het kooplust, de profijtgier tot stilstand brengt, dan zal die hele afzetseconomie en  welvaartseconomie in elkaar storten.  En naast deze malaise van de overvloed, die de loon van de geheime schuld is, de verontwaardiging in haar opflakkerende erupties. En ziet u niet wat daar voor een regie aan het werk is, ziet u niet de regisseur achter de schermen van de wereldgeschiedenis vooruitzien: steeds meer macht, steeds meer emoties – wat moet daaruit ontstaan? Ik hoef het antwoord niet te geven.

            Maar nu, hoe staat nu dan onze Vereniging tegenover deze wereldsituatie? Deze macht-,  schuld- en overvloedsimpuls, hoe zou die te bestrijden zijn? Alleen doordat in zelfkennis een nieuw ontwaken aan andere mensen zich zou ontsluiten dat de doodsomklemming van het egoïstisch bewustzijns opblaast en het opent in een gemeenzaam bewustzijn, in een opstandingsbewustzijn. Het is het Paasmotief dat de wereldsituatie van ons vereist, dat is de vraag die zij aan ons stelt: wat hebben jullie over het Paasgebeuren te zeggen?

            Zijn wij daarmee echter niet ver weg van de boekenkwestie geraakt? Ik geloof het niet, want deze zogenaamde boekenkwestie, zoals ik die zie, hangt met het levend wezen van de Hogeschool samen, dat immers gevormd wordt doordat mensen in het ontwaken aan elkaar een gemeenzaam bewustzijn vormen, in deze bewustzijnskelk pas de Hogeschool vormen, waarin haar engel een druppel geestelijke substantie uit de geestelijke wereld laat vloeien.

            Of een ander beeld: de Hogeschool is de levende boom, waarvan tijdens deze dagen zo vaak onder ons sprake was, die in de harten wortelt en die opstijgt naar de geestelijke wereld en bladeren krijgt – wat voor bladeren? Onze lotswegen! En in ons lot dienen het wijsheidsgeschrift, het sterrengeschrift  ingeschreven te worden die onze leraar in ons lot wil inschrijven,  en van deze lotsbladeren, die het sterrengeschrift dragen en aan de boom van kennis groeien, dienen de uiterlijke boeken slechts afbeeldingen te zijn. En als merkteken ervoor  dat ze slechts afbeeldingen zijn, dienden ze (dat is de ware form van het beschermingsteken)  op hun omslag het symbool van deze levendige boom te dragen, waarvan de bladeren onze harten zijn.

            Maar nog een vraag: Kan men dan dit probleem niet door vergiffenis te boven komen? Van vergiffenis, beste vrienden, hoeven we niet te spreken, want wie de ander in zijn bewustzijn opneemt,  heeft hem al vergeven. Vergeven heet in het Griek singignoskein = meekennen. Mensen, die in het kennen elkaar opnemen, hoeven elkaar niet te vergeven, want zij leven in elkaar.

            Maar, een heel andere vraag zijn de strenge verplichtingen die wij jegens het levend geestwezen van de Hogeschool hebben. Kijk, onze Vereniging (dit hoef ik slechts in uw bewustzijn in herinnering te roepen, opdat het tegenwoordig worde in dit ogenblik, niet omdat het een van U nieuw zou zijn), deze Vereniging, waarvan wij lid zijn, stoelt op dit ritme van het zich ver naarbuiten openen en het zich in het innerlijke samenvatten.  Zij opent zich wijd en kan daarin zo ruimdenkend  mogelijk zijn. Dat moet echter met een des te grotere strengheid in haar innerlijke gehalte overeenkomen. En dat geldt  vooral voor de leden van de Hogeschool. Het is geenszins een privékwestie, wanneer een Hogeschoollid zich met een tekst bezig houdt, die niet op de omslag dit geheimteken van deze wonderboom draagt die ik aansprak, het is geen privékwestie maar een kwestie van bewustzijnsvorming en gewetensbesluit. Maar zo’n kwestie staat op zich tegenover een andere opgave dan de Hogeschool die in haar geestelijk, spiritueel bestaan juist de beslotenheid van het bewustzijn vereist. Deze beslotenheid van het bewustzijn heeft Rudolf Steiner voor de Klas met de allergrootste eenduidigheid  geëist. U weet dat deze beslotenheid van het bewustzijn niet meer in de vroegere zin van het woord mogelijk is.  Maar deze klassenimpuls van het besloten bewustzijn kunnen wij in het liefdevol verzorgen en gezamenlijk bouwen van de Hogeschool voortzetten en vernieuwen.

            Laat mij nog een ander beeld gebruiken dat wat ik wilde zeggen wellicht iets meer verduidelijkt. Bij de edities van de Nalatenschapsvereniging heeft men het niet slechts met papier en drukkersinkt te doen, maar met die eigenaardige dingen die men waren noemt. En van dit beeld van een waar en de functie ervan heeft Rudolf Steiner in zijn geweldige Cursus over de Wereldeconomie gesproken vanuit het gezichtspunt van de bloedsomloop. Nietwaar, in het bloed, daar circuleren, daar zwemmen de bloedlichaampjes en die worden volgens het principe van Archimedes “verontzwaard”.  Een evenzo tekent hij als wereldeconomisch basisbegrip, als wereldeconomische basisimaginatie aan het begin van deze cursus  dit  specifiek sociaalgewicht aller waren. Want deze waren die zwemmen in de merkwaardige stromen van menselijke bedoelingen, ook van begeerten en intuïties, van offerkrachten en ze krijgen, al naar gelang de plaats waar ze zich in deze stroom bevinden hun specifiek sociaalgewicht, dat men ook abstract hun waarde noemt.  Nietwaar, dat is de wereldeconomische basisimaginatie die we in gedachte moete hebben, wanneer we iets over de wereldsituatie willen zeggen. En wat doet zich nu voor uit de kijk op deze wereldsituatie van dit stroomstelsel, deze stromen van menselijke bedoelingen, van menselijke vaardigheden die het specifiek sociaalgewicht van de waren bepalen. Er doet zich dit merkwaardige verschijnsel op de markt voor, waar  enkele van deze stromingen elkaar wederzijds neutraliseren, waar zich andere met geweld tegen andere doorzetten. De kijk op de wereldsituatie geeft ook nog een ander beeld, niet alleen het vreselijke beeld dat ik voorheen heb gebracht, maar dit levend stroomstelsel van menselijke vaardigheden, menselijke bedoelingen en behoeften, dit wonderlijke aderstelsel van etherische stromingen die het specifiek sociaalgewicht van de waren bepalen.

            Nu is het juist voor mij en voor vele anderen zo dat deze geestelijke levensstroom, die onder de wortelen van de wonderboom van de Hogeschool naar voren kan dringen, dat deze geestelijke levensstroom zich niet de met de andere stroom kan verbinden die de edities van de Nalatenschapsvereniging draagt. Beste vrienden, nemen ze dit ter kennisname  als iets dat mij en ook anderen zeer na aan het hart ligt. Kunnen wij niet in datgene wat ons zo zeer na aan het hart ligt achten en leren begrijpen? Indien dit mogelijk zou zijn, hoe goed zou het dan onder ons kunnen worden, ook wanneer wij elkaar in dat wat ons zo na aan het hart ligt aanvankelijk niet kennen. Maar ziet U, ook wanneer we elkaar daarin niet zouden kennen, één ding zouden we gemeen kunnen hebben: het gevoel dat de het in orde brengen van de edities van de Nalatenschapsvereniging, wat we ook maar doen kunnen, momenteel niet in de zin van onze leraar mogelijk is, en dat ons derhalve een grote pijn kan doordringen. En beste vrienden, laten we niet de zegen van deze smart vergeten! Want wanneer U bereid bent met deze pijn te leven, dan zal deze U de ogen openen, zoals ook ieder  andere pijn. Zoals ons fysiek oog een pijnorgaan is, zo is het ook met onze zielsmatige en geestelijke organen. En wanneer U met degene zouden spreken die levenservaring hebben, dan zou sommige van hen tene U zeggen dat de pijn die U overdag ondergaat voor U in de nacht het oog ongekend voor vele dingen geopend heeft die u voorheen niet zag.

            Maar nu de oplossing! Ik heb die reeds genoemd.  Ze staat ook in de Cursus voor  wereldeconomie van Rudolf Steiner achter het beeld dat de imaginatie van het specifieke sociaalgewicht doorgeeft. Daar is dit merkwaardig wezen aangeduid dat anorganisch verschillende aanduidingen van menselijke organismen in elkaar versmelt, dit beeld van een soort gemende koning.  En Rudolf Steiner zegt men organiseert door  differentiëren, men verenigt zich door te differentiëren. Daar waar het eendrachtelijk bewustzijn nog niet mogelijk is, is de beste weg het te vinden om zich te differentiëren, zich in de differentiering te achten, de in de differentieringen levende wil als iets onaantastbaar heiligs van het innerlijkste van de mens te achten en, waar het mogelijk is, een gemeenzame opgave aan te pakken en door te voeren. Dan zal die wonderboom van het gemeenzame bewustzijn onder ons kunnen bloeien en gedijen en de stroom van het geestelijke leven onder zijn wortels niet uitdrogen.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

AANKONDIGING REEKS LEZINGEN EN GESPREKSRONDEN OVER HET CHRISTENDOM ALS MYSTIEK FEIT EN DE MYSTERIËN DER OUDHEID

Tijdens het ochtendgedeelte van de ledenvergadering van de AViN op 29 september in Driebergen/Zeist werd de 13-delige inleiding van Herbert ...